"You can't love the death, you can't love the loss.
But you can't love the thrill and excitement without knowing that's a part of
it." - Bridget Dobbs
Deze quote komt van de echtgenote van één van de eerder
omgekomen coureurs een aantal jaren geleden en het is de glorie en de tragedie
van dit evenement in een quote samengevat.
Je moet bereid zijn te sterven als je hier racet. De kick
van het kunnen omkomen maakt deze race uniek. Tezamen met het lange, bochtige
en van gemene hobbels voorziene circuit – je hebt drie TT races nodig het een
beetje onder de knie te krijgen- is het een combinatie van ingrediënten om zo
dicht mogelijk bij de dood te komen.
Je kunt op verschillende plaatsen op het circuit kijken. Er
is immers 60 kilometer tribune..
Elke dag wordt het circuit- een openbare weg- afgesloten en
beginnen de trainingen en races. Elke eilandbewoner weet dit en houdt er
rekening mee. Het hoort gewoon bij het eiland. Kom daar in de Nederlandse
klaagcultuur maar eens mee aan..
Er zijn uiteraard populaire plekken en we proberen elke dag
wat uit. Ik vergeet niet meer de eerste keer dat de motoren langskomen. Een
aanzwellend lawaai vanuit de verte die steeds harder en harder wordt, een motor
die in de remmen gaat, de bocht neemt en dan weer VOL op het gas weg
accelererend. Op naar de volgende bocht. Waanzinnig. En nog één. En nog één.
Wauw.
Als je op maaiveldniveau gaat staan merk je pas echt wat een
snelheden er gehaald worden. Op het snelste stuk wordt er tegen de 330 kilometer
per uur gereden. Als je er staat voel je de snelheid in al je vezels
langskomen.
Wat leuk is dat op de momenten dat het circuit ‘open’ is je
gewoon over het circuit kunt rijden. Het is een mooie beleving en moeilijk te
bevatten hoe hard de toppers hier over heen gaan. Al die bobbels en ‘dips’, als
je daar met 200+ doorheen gaat weet je als motorrijder dat sturen daarna door
het lichte voorwiel lastiger is.
Als coureur moet je dus 60 kilometer met een topconcentratie
rijden. En dat 6 ronden lang. Je moet kapot zijn als je van de motor komt.
De races zijn mooi om te bekijken. Er wordt gestart in
volgorde van trainen. Hoe beter je traint, hoe meer voorsprong je hebt. De
rijders worden om en om gestart. Zo is er ook een betere spreiding en is het
als publiek goed te volgen. Iedereen loopt met radio’s om het verslag te
volgen. Prachtig in het tijdperk van multimedia en grote video-walls. Dat werkt
hier gewoon niet!
Een andere dag kijken we naar classics. Deze oude motoren,
veelal twee takten racen op een apart circuit. Echt heel mooi om naar te
kijken, bij mij kwamen nostalgische gevoelens naar boven van de racerij in oude
tijden. Kippenvel op mijn armen bij het passeren. Veel liefhebbers doen mee met
deze races en het gaat er pittig aan toe!
Het weer is wel wisselvallig, er worden veel trainingen
afgelast en verplaatst. Gelukkig kan ik voor ik wegga nog een paar races kijken
en ik geniet. Op de momenten dat het zonnetje schijnt geniet ik van de warmte,
de sfeer en de mensen om me heen.
Op de camping staan zo’n 300 landgenoten. Normaal zou ik dit
vermijden, maar het mooie aan motorrijden is dat het allemaal mensen met
eenzelfde passie zijn, je hebt altijd iets om over te praten.
Op de dag dat ik wegga stormt het (windkracht 7) met
slagregens. Ik pak mijn tent in de stromende regen in. Ik stap op de boot naar
Dublin, we steken de Ierse Zee met windkracht 8 over. De captain wenst ons
succes. De penetrante lucht op de
toiletten en de sporen over de railing spreken boekdelen: niet iedereen kan
tegen de deining. Gelukkig heb ik er geen last van .
In de dagen daarna hoor ik dat er 3 coureurs binnen 24 uur
overleden zijn. Hierbij een Nederlander die furore wilde maken op Man. Hij moet
het in zijn tweede jaar met de dood bekopen.
Jochem van den Hoek, Davey Lambert en Alan Bonner. Jullie
zijn in een illuster gezelschap. Rust zacht.
(bron foto: http://performanceracing.nl)